Hoofdstuk 6: Leven in de stad

6.1 Stad en land

Nederland kent stedelijke en landelijke gebieden. Deze gebieden hebben beide de volgende kenmerken:

Stedelijke gebieden

  • Er wonen veel mensen
  • Dichter op elkaar
  • Veel werk
  • Veel voorzieningen

Landelijke gebieden

  • Er wonen weinig mensen
  • Veel ruimte tussen gebouwen
  • Weinig werk
  • Weinig voorzieningen
  • Veel landbouw en natuur

Een voorziening is iets dat mensen kunnen gebruiken, het kan bijvoorbeeld een supermarkt zijn maar ook een bioscoop of ziekenhuis. In stedelijke gebieden zijn meer voorzieningen te vinden. Een dorp kan wel groeien en meer voorzieningen erbij krijgen. Dit noem je verstedelijking.

Nederland is een klein land en ieder stukje grond word wel voor iets gebruikt. Het kan bijvoorbeeld een stad en gebruikt worden voor gebouwen maar ook een natuurgebied of landbouw.

6.2 het ontstaan van steden

Het vierde tijdvak heet ook wel de tijd van steden en staten en loopt van 1000 tot 1500 en komt na het tijdvak van monniken en ridders 500-1000. Deze tijdvakken samen noemen we de middeleeuwen. In deze tijd ontstonden er weer meer steden dan in de tijdvakken daarvoor. Een belangrijke plek in zo’n stad is de markt hier werden allerlei dingen verkocht. Veel van de verkochte producten werden gemaakt door de zogenoemde ambachtslieden. Dit zijn mensen die producten maakten, voorbeelden hiervan zijn bakkers, slagers maar ook meubelmakers en een smid. Deze beroepen waren mogelijk omdat de landbouw werd verbeterd waardoor het zoveel opleverde dat niet iedereen meer voor zichzelf eten hoefde te maken. Diverse steden konden door deze ontwikkeling goed handelen en gingen samenwerken om zo nog meer winst te maken deze samenwerking noemen we de Hanze.

We weten nog altijd dingen over de middeleeuwen, dit komt door onderzoek waarbij historische feiten worden samengebracht dit zijn feiten (iets dat vastgesteld kan worden) uit het verleden.

6.3 Stad en land in vroegere tijden

Door het groeiende aantal steden in de tijd van steden en staten ontstaat een nieuwe samenleving. Deze samenleving noemen we ook wel de landbouwstedelijke samenleving. Dit is een samenleving waar landbouw nog erg groot is maar waar ook een aantal steden zijn die nieuwe centra worden van bijvoorbeeld handel. De steden waren vaak vies en brandgevaarlijk maar kwam ook met mogelijkheden voor de burgers. Zo kregen ze bescherming en konden ze er veel geld verdienen, hiervoor moesten ze wel belasting betalen. De steden werden bestuurd door de Schout, hij was een soort burgemeester. Hij werkte samen met de schepenen, een soort politie.

Na de dood van Karel de grote hadden de edelen veel macht gekregen. Na 1300 werd de macht van de koningen weer groter. Deze koningen bestuurden hun rijk vanuit één punt. Daar hadden ze vaak hun paleis met centraal bestuur. Deze ontwikkeling noem je ook wel centralisatie.

6.4 Stad en land in onze tijd

In de meeste Nederlandse steden liggen de oudste wijken rond de binnenstad (het centrum) heen. Daarbuiten liggen de zogenoemde vinex wijken (nieuw gebouwde wijken). Een plek waar je veel van die steden vind is de Randstad, dit is een plek in het westen van Nederland waar je stede als Amsterdam, Utrecht en Den Haag vind. Binnen de randstad heb je het groene hart, een natuurgebied met een lagere bevolkingsdichtheid dus minder inwoners per kilometer. Om de grote steden heen heb je ook veel kleinere steden, omdat hier minder werk is reizen de inwoners vaak op en neer richting de grotere stad voor werk, we noemen zo’n werkreiziger een forens. Door deze reizigers ontstaan er vaak files (massa’s auto’s die vaststaan) bij de hoofdverbindingen (grote wegen)