Hoofdstuk 2: De Grieken

2.1 De Griekse wereld

Griekenland was in de oudheid niet één land, het bestond uit allerlei kleine stadstaatjes. Deze staatjes die je ook als minilandjes kan zien hadden allemaal een eigen bestuur (politiek) en eigen leger, ze deden alles zelfstandig.

De samenleving was een landbouw-stedelijke samenleving, in het centrum was vaak een plein (ook wel een agora genoemd) en daaromheen de wijken en daar verder buiten de landbouw. In de wijken om de markt heen werden beroepen in de nijverheid uitgevoerd, dit zijn bijvoorbeeld pottenbakkers en leerbewerkers maar ook een smid. 

Het Griekse landschap was erg bergachtig, dit was slecht voor de landbouw. Om de bevolking toch van voedsel te voorzien werden kolonies gesticht. Dit zijn overzeese gebieden waar mensen uit een ander land zich vestigden. In deze kolonies werd ook handel gedreven en kwam de Griekse cultuur in aanraking met andere volken. Enkele gevolgen van deze cultuuruitwisseling zijn het overnemen van het schrift van de financiers en het overnemen van geld door de Lydiërs. 

Door kolonies werden de Grieken stadstaten en met name Athene steeds welvarender (rijker). Niet iedereen kon profiteren van deze welvaart, er waren verschillende sociale groepen die niet allemaal dezelfde rechten hadden. De Atheense groepen op volgorde van hoeveelheid rechten zie je hieronder:

  • Atheense volwassen mannen: Hadden veel rechten, mochten grond bezitten. 
  • Volwassen mannen: Hadden nog wel rechten, mochten geen grond bezitten en werkten daardoor veel in de nijverheid.
  • Vrouwen: Hadden weinig rechten, moesten voorral voor het gezin en huishouden zorgen.  
  • Slaven: Waren bezit van iemand, hadden weinig rechten. Een enorm groot deel van de bevolking 1/3e.

2.2 Het bestuur van de stadstaat

Midden in de stadstaat lag zoals eerder besproken vaak de markt (agora). Hier ontmoette veel mensen elkaar en hadden ze het vaak over politiek, het bestuur van zo’n stadstaat. Omdat deze stadstaten vaak onafhankelijk (los van elkaar) bestuurd werden hadden ze vaak een ander systeem om te besturen en verschillende wetten (regels waar mensen zich aan moesten houden). Er zijn verschillende soorten systemen dit zijn er een aantal:

  • Monarchie: Een koning die de macht had, vaak gekregen via een bloedlijn. 
  • Tirannie: Één leider die vaak aan de macht was gekomen doormiddel van het leger.
  • Aristocratie: De macht in handen van een kleine groep aanzienlijken.
  • Democratie: Letterlijk betekend dit ‘’volk regeert’’, dit is een systeem waar burgers zelf kunnen stemmen. 

2.3 geloven weten en maken

De Griekse cultuur word getekend door de grote hoeveelheid goden, Zeus was de oppergod. De goden leefden grotendeels op de berg Olympus in het noorden van Griekenland. Door heel Griekenland zijn tempels (geloofshuizen) te vinden, in deze geloofshuizen werkten vaak priesters.

Hoewel er veel goden waren verklaarden de Grieken niet alles met godsdienst, er werd ook veel aan wetenschap gedaan. Griekenland word vaak als het beginpunt van de moderne wetenschap genoemd. Hieronder zijn drie voorbeelden van Griekse wetenschappers en wat ze precies deden. 

  • Pythagoras: Ontdekte de stelling van Pythagoras, Wiskunde.
  • Herodotus: Werkte aan de eerste geschiedschrijving, geschiedenis.
  • Hippocrates: stichtte een school voor artsen, geneeskunde. 

De Griekse cultuur werd niet alleen gekend door de goden en wetenschappers, ook de bouwstijlen zijn erg kenmerkend voor de Griekse cultuur. Zuilen zijn een bekend voorbeeld van deze bouwstijl, deze zuilen zijn vaak op verschillende manieren versierd. Een ander woord voor deze bouwstijl is klassiek

We hebben het eerder al gehad over de Griekse stadstaatjes en hoe ze los van elkaar stonden. De culturele onderdelen die we eerder hebben behandeld werden wel door heel Griekenland gebruikt. De Grieken zelf voelde zich mede daardoor ook wel één volk ondanks de verschillende minilandjes.

2.4 Strijden of sporten 

In 490 v.C versloegen de Grieken de Perzen bij de slag van marathon, het Perzische rijk (gebied met een regering) was destijds enorm groot. In 479 v.C versloegen de Grieken de Perzen opnieuw waarna ze niet meer terug kwamen. De Grieks Perzische oorlogen tegen Griekenland waren nu officieel afgelopen. In 334 v.C waren de rollen omgedraaid toen de jonge koning Alexander de Grote met een groot leger de Perzen bij de stad Issos versloeg. Alexander de grote veroverde niet alleen Perzië maar een enorm deel van het midden oosten. Na zijn vroege dood op tweeëndertig jarige leeftijd verdween zijn rijk snel. De Griekse culturele invloed die was gekomen door de veroveringen en stichtingen van bijvoorbeeld tempels bleef echter wel. 

Grieken vochten overigens niet alleen tegen andere grote rijken maar ook vaak tegen elkaar, ze hadden vaak ruzie over bijvoorbeeld buitenlandse politiek (hoe een land zich gedraagt ten opzichte van een ander land). Hierdoor ontstonden er vaak conflicten (ander woord voor ruzies). In 431 v.C werd Athene verslagen door Sparta en zijn bondgenoten (medestanders). Athene verloot hierdoor een groot deel van zijn macht en werd nooit meer de oude.

De Grieken voerde niet alleen oorlog met elkaar, ze hielden ook sportwedstrijden (dit kennen we nu als de olympische spelen), deze werden net als nu om de vier jaar gehouden. Religie (godsdienst) speelde een belangrijke rol bij het sporten, oppergod Zeus werd vaak geëerd. De Grieken die ook wel eens onderling oorlog hadden vonden de Olympische spelen zo belangrijk dat er zelfs wapenstilstanden werden gehouden om de spelen door te laten gaan.

Oefentoets (downloads)

De begrippen (Quizlet)