Hoofdstuk 5: De wereld na 1945
5.1 Besluiten in Nederland
Op 1 februari 1953 werd Zuidwest-Nederland getroffen door een watersnoodramp, waarbij tientallen dijken doorbraken en grote gebieden overstroomden. Na de ramp werd het Deltaplan opgesteld om de dijken te verhogen en zeearmen af te sluiten. In 1957 werd de Deltawet goedgekeurd door het parlement en begon de bouw van dijken en dammen. De Deltawerken waren in 1986 voltooid.
De Nederlandse parlementaire democratie die onder andere het deltaplan heeft opgesteld functioneert volgens regels opgesteld door Thorbecke in 1848. De regering, bestaande uit het kabinet en de koning, wordt gecontroleerd door het parlement. Het parlement maakt wetten en burgers kiezen elke vier jaar de 150 leden van de Tweede Kamer. Politieke partijen vormen fracties en na verkiezingen vormen verschillende partijen een nieuw kabinet. Media spelen een belangrijke rol in het controleren van de politiek en informeren burgers.
Naast de rijksoverheid zijn er ook lagere overheden zoals provincies, gemeenten en waterschappen. Provincies, gemeenten en waterschappen hebben hun eigen verkiezingen en besturen die verantwoordelijk zijn voor specifieke taken.
5.2 Einde van wereldrijken
Na de Tweede Wereldoorlog vond er een snelle dekolonisatie plaats in verschillende Europese kolonies, waaronder Indonesië, Brits-Indië (India en Pakistan), Frans Indochina (Vietnam, Laos en Cambodja) en Palestina. De oorlog had de Europese landen verzwakt, terwijl de VS en de Sovjet-Unie voor dekolonisatie waren. De onafhankelijkheid van Indonesië werd binnen vijf jaar na de oorlog bereikt, na een conflict tussen Nederland en Indonesische nationalistische bewegingen. Ook andere landen in Afrika verkregen onafhankelijkheid tussen 1956 en 1974, soms na gewapende conflicten.
5.3 De koude oorlog
a de Tweede Wereldoorlog ontstond er een vijandige relatie tussen de VS en de Sovjet-Unie, waardoor de wereld verdeeld werd in het Oostblok (communistische landen onder leiding van de Sovjet-Unie) en het Westen (democratische westerse landen onder leiding van de VS). Deze vijandschap stond bekend als de Koude Oorlog. De verschillende ideologieën van democratie en kapitalisme versus communisme en dictatuur waren een belangrijke oorzaak van de Koude Oorlog. Beide supermachten probeerden hun ideeën wereldwijd te verspreiden. Het containmentbeleid werd door de VS gevoerd om de uitbreiding van het communisme tegen te gaan. De Marshallhulp stimuleerde economische ontwikkeling in West-Europa en verminderde de aantrekkingskracht van het communisme. De NAVO en het Warschaupact werden opgericht als militaire bondgenootschappen. De spanningen namen af na de Cubacrisis, maar namen weer toe in de jaren 1980. Onder leiding van Gorbatsjov kwam er echter een einde aan de Koude Oorlog. Oost-Europese landen protesteerden tegen het communistische regime en de Sovjet-Unie viel uiteen, waarmee de Koude Oorlog eindigde.
5.4 Samenwerking en democratie
De samenwerking tussen Europese landen begon na de Tweede Wereldoorlog om economische ontwikkeling te bevorderen. De Benelux-landen werkten samen en creëerden een gemeenschappelijke markt. Dit leidde tot de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1952, gevolgd door de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in 1958.
De EEG bevorderde vrije handel en economische groei. Andere landen sloten zich aan bij de EEG, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, Griekenland, Spanje en Portugal. Tegelijkertijd werden democratie, welvaart en Europese samenwerking bevorderd. De Raad van Europa werd opgericht om democratie, de rechtsstaat en mensenrechten te bevorderen, met het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als belangrijk orgaan. De Raad van Europa en het Europees Hof maken geen deel uit van de EU, maar spelen een rol bij het waarborgen van mensenrechten in Europa.