Hoofdstuk 1: Jagers en boeren

Inleiding

Het eerste tijdvak van de jagers en boeren heeft geen beginpunt omdat we niet precies kunnen zeggen wanneer de eerste mensen leefden. Wel heeft het tijdvak een eindpunt namelijk 3.000 voor christus. In totaal zijn er tien tijdvakken. Naast de indeling van tijdvakken bestaat er ook een oude indeling van de geschiedenis in vijf perioden, de periode die we nu gaan behandelen duurt net als het tijdvak jagers en boeren tot 3.000 voor christus maar heet de prehistorie.

1.1 De eerste mensen

De eerste mensen waren jagers en verzamelaars. Dit betekende (zoals de naam al zegt) dat ze leefden en aan voedsel kwamen door te jagen en te verzamelen, dit kan je ook hun middel van bestaan noemen. De jagers verzamelaars trokken van plek naar plek want uiteindelijk was een gebied vaak uitgeput. Doordat ze van plek naar plek gingen noemen we ze nomaden.

We weten veel van de jagers en verzamelaars door archeologie, dit omdat de jagers en verzamelaars geen geschreven bronnen hadden. Een archeoloog is iemand die opgravingen bestudeert.

Een samenleving is wat een grote groep doet in een maatschappij, de samenleving van de eerste mensen noem je die van de jagers-verzamelaars en leefde op de manier zoals je net hebt kunnen lezen.

1.2 Jagers worden boeren

Ongeveer 11.000 jaar geleden (dus 9.000 voor christus) ontstond de landbouw in het midden oosten in de vruchtbare halve maan (Mesopotamië). Er werd vaak graan verbouwd, dit groeien van planten noem je akkerbouw. Veeteelt ontstond ook rond dezelfde tijd, dit betekend dat mensen dieren temmen, fokken, eten en gebruiken. De overgang naar landbouw word ook wel de landbouw revolutie genoemd. 

1.3 Denken en doen

Aan de hunebedden kunnen we zien hoe de cultuur van de vroege Nederlandse boeren eruitzag. We zien dat deze boeren doden begraven en allemaal spullen erbij legden. We gaan er van uit dat ze dit deden omdat ze geloofden dat er een hiernamaals (leven na de dood) was. Naast leven na de dood geloofden veel vroege boeren in natuurgodsdiensten, voorbeelden hiervan zijn bliksem of regen. Met de goden zochten konden de boeren deze gebeurtenissen verklaren.

Met de opkomst van de boeren en de cultuur zien we ook dat de sociale verschillen toenamen, dit zijn verschillen in macht, bezit en aanzien.

1.4 Leven langs de Nijl

Een van de eerste grote beschavingen is te vinden in Egypte langs de rivier de Nijl (noord Afrika). De grond was hier erg vruchtbaar door achterblijvende modder uit de rivier. Deze modder kwam omhoog wanneer de Nijl hoog stond en bleef liggen wanneer die weer daalde. Door de grote voedsel opbrengst hoefde niet iedereen meer bezig te zijn met het verbouwen van eten. Hierdoor gingen mensen ambachten beoefenen, een ambacht is iets waar iemand zich volledig op richt, vaak in de vorm van een product maken. Voorbeelden van ambachten zijn broodbakkers, kleding makers of bijvoorbeeld een smid. Om de gemaakte producten te verkopen kwamen er markten waar ze bezig gingen met de handel. Om deze centrale plekken heen werden huizen gebouwd en wanneer zo’n plek groter werd kon hij uitgroeien tot een stad. 

Egypte is uiteindelijk onder één bestuur gekomen en daarmee een staat geworden. Dit is niet vanzelf gegaan, door de toenemende bevolking aan de Nijl moesten er grenzen worden getrokken. De personen die dit deden kregen macht en gingen steeds meer taken uitdelen. Deze mensen moesten betaald worden, hier werd belasting voor gevraagd. Met deze belasting werden mensen die hielpen met besturen betaald maar ook het leger. Een leider van zo’n gebied werd een vorst genoemd. Uiteindelijk werden de staatjes zo groot dat er nog twee overbleven namelijk boven en beneden Egypte, boven Egypte met koning (vorst) Narmer won uiteindelijk een oorlog tegen beneden Egypte. Het hele rijk rond de Nijl was nu één geworden.