Hoofdstuk 1: Lage landen aan de zee

1.1 Wat zie je in het landschap

Tijdens de nacht van 1 februari 1953 brak de watersnoodramp uit in Zeeland (Zuid oost Nederland). Een storm zorgde ervoor dat de dijken het op veel plekken niet hielden waardoor hele dorpen overspoeld raakten. Er kwamen meer an tweeduizend mensen om tijdens deze ramp. Om te voorkomen dat dit weer gebeurde werden dijken verhoogd en dammen gebouwd, het landschap (dingen die je ziet zoals bomen wegen, dijken, huizen) is dus aangepast door de watersnood ramp. 

Zeeland is niet het enige stuk Nederland dat zonder dammen of duinen onder water zou komen te staan. Zo is er een groot stuk dat “laag Nederland” wordt genoemd. Dit stukje Nederland ligt onder het NAP (de hoogte van het water). Het stuk Nederland boven het NAP noemen we ‘’hoog Nederland’’. Wanneer je wil onderzoeken of iets hoog of laag is kan je in se atlas kijken. Hierin staan de hoogtecijfers die precies aangeven hoe hoog bijvoorbeeld een top is maar ook hoogtelijnen. Dit zijn punten die op dezelfde hoogte liggen.

1.2 Landschappen in Nederland

In Nederland heb je een aantal soorten landschappen. De volgende worden in dit hoofdstuk besproken:

Aan de kust

  • Duinlandschap: Duinen (heuvels van zand) langs de kust.

Laag-Nederland

  • Zeekleilandschap: achter de duinen ligt vaak zeekleilandschap dit is een vruchtbaar gebied en dus is er veel landbouw in dit gebied.
  • Laagveenlandschap: In dit gebied is veel gras te vinden omdat het minder geschikt is voor landbouw. Veel dorpen zijn in dit gebied gebouwd langs de rivieren en zijn daardoor lang gerekt

Hoog-Nederland

  • Zandlandschap: Een groot deel van hoog Nederland bestaat uit dit soort landschap, dit landschap wordt gekenmerkt door hoogteverschil. Het is niet altijd te zien of er zand onder zit.
  • Hoogveenlandschap: Een heel vlak landschap dat wordt gekenmerkt door ver uitzicht en vele kanalen.
  • Rivierkleilandschap: Hier zie je veel gras dijken en vruchtbomen
  • Lösslandschap: Dit bestaat uit los zand en is het hoogste gebied in Nederland.

1.3 Waarvoor zorgde de natuur?

In Nederland heb je een aantal natuurlandschappen. Deze gebieden gemaakt door de natuurlijke bouwstenen bijvoorbeeld zand of water. De bodem in Nederland is grotendeels ontstaan door grind wat gedurende miljoenen jaren vanuit de bergen via rivieren is meegevoerd naar ons land, wanneer dit slijt word het zand en vandaar hebben we een zandbodem.

Naast de rivieren heeft ook de ijstijd zijn sporen in het landschap achter gelaten. Zo heeft een laag ijs die soms wel meer dat 100 meter dik was grind verschoven en bij elkaar gedrukt waardoor heuvels konden ontstaan. Het ijs smolt uiteindelijk maar de heuvels (ook wel stuwwallen genoemd) bleven bestaan.

Kleilandschap 

Na de ijstijd bleven de heuvels dus staan maar er veranderde meer, door het smeltende ijs kwam er namelijk steeds meer water in de zee waardoor de zeespiegel steeg. Het gevolg was dat er vaker overstromingen waren. Na zo’n overstroming bleven dan kleine deeltjes over op het land. Doordat er vaak overstromingen waren kwam er een dikke laag van deze deeltjes waardoor het zeekleilandschap ontstond. Bij rivieren die overstromen komt dit ook voor alleen noemen we het dan een rivierkleilandschap. 

Duinlandschap 

Duinen ontstaan doordat er zand blijft hangen achter bijvoorbeeld takjes, dit hoopt zich dan op en zo ontstaan er bergjes. Wanneer er dan gras overheen groeit blijft de bult sterk genoeg om te kunnen blijven staan. Het zand word door de water en wind gedragen. 

Veenlandschap

Laagveen is ontstaan doordat de overstromende zee planten dood liet gaan. Omdat er geen lucht bij de planten komt komen gingen de planten niet rotten. Door de steeds dikkere laag die op elkaar werd gedrukt ontstond er veen.

1.4 Hoe veranderen mensen Nederland?

Menselijke bouwstenen

Menselijke bouwstenen zijn landschappen die door mensen veranderd zijn. Zo zijn huizen menselijke bouwstenen maar ook sportvelden of akkers. Als zo’n natuurlijk landschap is veranderd door de menselijke bouwstenen noemen we het een cultuurlandschap

Bescherming tegen het water

Vroeger overstroomde Nederland vaak, er waren nog geen dijken. Om zichzelf tegen het water te beschermen bouwde de mensen vaak terpen (een soort door mensen gemaakte heuvel gemaakt van zand en klei). Later ging men dijken bouwen langs de rivieren. Een rivier heeft ruimte nodig, om de rivier dat te geven zijn er gebiedjes gemaakt tussen de rivieren en dijken. Deze gebiedjes noemen we uiterwaarden.

Verandering in het Veen

Rond het jaar 1000 begon men veen af te graven. Dit werd gebruikt als brandstof voor bijvoorbeeld vuur. Het veenlandschap werd grotendeels weggegraven en er werd landbouwgrond voor teruggeplaatst. Dit is nog altijd terug te zien in het Nederlandse landschap.

Polder en droogmakerij

Lange tijd was niet alle landbouwgrond was beschikbaar in Nederland, dit kwam door telkens overstromende gebieden. Door dijken aan te leggen en water te laten wegpompen (eerst met molens, later machines) ontstond er een droog gebied achter de dijken. Dit gebied dat normaal onder water zou liggen maar nu droog is noemen we polder. Later werden we zelfs zo goed in het maken van polders dat we meren en een stuk zee tot polder konden maken! Dit droogmaken van een gebied noemen we droogmakerij.

Zuiderzee en Deltawerken

In 1932 werd de afsluitdijk voltooid. Deze dijk die ligt tussen Noord Holland en Friesland. Hiernaast werden er drie grote droogmakerijen achter deze dijk gemaakt namelijk de Zuiderzeewerken.Naast de afsluitdijk zijn de Deltawerken ook een groot project dat ons tegen het water beschermd. Dit netwerk van dijken is gemaakt na de watersnoodramp van 1953.